Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u toekomen de memorie van antwoord in het kader van het voorbereidend onderzoek van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw, en Innovatie inzake bovengenoemd wetsvoorstel. De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Dr. Henk Bleker
32574
1 – Wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de bestrijding van visstroperij en het vervallen van de akte, alsmede enkele andere wijzigingen van deze en enige andere wetten.
MEMORIE VAN ANTWOORD
Met belangstelling heb ik kennis genomen van het voorlopig verslag over het voorstel tot wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met de bestrijding van visstroperij en het vervallen van de akte, alsmede enkele andere wijzigingen van deze en enige andere wetten. De leden van de fracties van de VVD en de PvdA stellen in dat verslag een aantal
vragen over dat wetsvoorstel. In deze memorie van antwoord worden die vragen beantwoord. Daarbij wordt zoveel mogelijk de indeling gehanteerd die ook in het
voorlopig verslag is gebruikt.
Opsporing en handhaving
De leden van de VVD-fractie vragen of voor het tegengaan van visstroperij extra opsporingscapaciteit nodig is en hoe daarin in voorkomend geval zal worden voorzien. Zij vragen voorts of het onderhavige wetsvoorstel leidt tot een geringere capaciteitsbehoefte. De leden van de PvdA-fractie vragen naar berichten over het wegbezuinigen van visstroperijteams in waterrijke provincies. Zij vragen hoe de regering denkt te voorzien in adequate en effectieve handhaving nu deze teams dreigen weg te vallen. Voorts vragen zij op welke wijze kan worden voorzien in een samenhangend pakket van maatregelen zodat in een sluitende bestrijding van visstroperij kan worden voorzien. Visstroperij kan een ontwrichtende invloed op de visstand en het duurzaam visstandbeheer hebben. Zeker wanneer de stroperij gepaard gaat met inzet van beroepsvistuigen kan op
grote schaal vis worden onttrokken. Niet alleen kunnen door stroperij illegaal aanzienlijke hoeveelheden vis worden onttrokken met sterk negatieve gevolgen voor natuurwaarden en waterkwaliteit, ook leidt stroperij tot broodroof van de legale beroepsvisserij. Daarom is het tegengaan en opsporen van dergelijke illegale activiteiten van groot belang. Dit kabinet staat voor een forse opgave om de bezetting van de Rijksdienst te beperken. Die opgave geldt ook voor de bezetting op het gebied van handhaving.
Een uitbreiding van de handhavingscapaciteit voor stroperijbestrijding kan binnen deze context thans niet worden gerealiseerd. Wel zal de bestaande handhavingsinzet vanuit de nieuwe Voedsel en Warenautoriteit (nVWA)voor de stroperijbestrijding onverminderd op het huidige niveau worden gecontinueerd. Over de beëindiging van het samenwerkingsverband tussen de nVWA, het Korps landelijke politiediensten (KLPD) en de regiopolitie Friesland, waarnaar door PvdA fractie wordt geïnformeerd zijn eerder ook Kamervragen gesteld door de Tweede Kamer.
2 – In de beantwoording hiervan heb ik aangegeven dat de inzet is dat de samenwerking met de andere handhavingspartners in de regionale stroperijteams wordt gecontinueerd (Aanhangselen II, 2010/11, 3138, p. 2). Overleg tussen de Minister van Veiligheid en Justitie, de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en de algemeen directeur van de Dierenbescherming over de inzet van dierenpolitie heeft geleid
tot een convenant (Staatscourant 2011, 20388), waarin onder meer is vastgelegd dat ook capaciteit vanuit de dierenpolitie kan worden ingezet voor de stroperijbestrijding. De
beschikbare handhavingscapaciteit wordt zodanig ingezet dat deze maximaal effectief en adequaat kan worden benut. De met het onderhavige wetsvoorstel voorgestelde wijzigingen dragen daaraan in belangrijke mate bij. In het voorgaande is aangegeven dat bij visstroperij vaak sprake is van grootschalige onttrekking van vis met beroepsvistuigen. Met die praktijken kunnen aanzienlijke winsten worden behaald. Met het verhogen van de strafmaat voor deze overtredingen wordt bewerkstelligd dat deze zich beter gaat verhouden ten opzichte van de te behalen winsten, waarmee de straf meer afschrikwekkende werking krijgt, hetgeen naar verwacht een gunstig effect zal hebben op de naleving. Naar verwachting leidt verhoging van de strafmaat dan ook tot minder overtredingen. Door het opnemen van visstroperij in de Wet op de economische
delicten kunnen daarnaast bepaalde opsporingsbevoegdheden bij opsporing van strafbare feiten eerder in het opsporingsproces worden ingezet dan in de huidige situatie het geval is. Ook hiervan wordt een positief effect verwacht op de handshavingseffectiviteit. Het betreft onder meer onderzoek en monsterneming, inbeslagname van voorwerpen en onderzoek van vervoersmiddelen, waaronder tevens vaartuigen vallen. Die opsporingsmiddelen mogen worden ingezet in gevallen waarin aanwijzingen bestaan dat een overtreding zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden. In de huidige situatie mogen die middelen slechts worden ingezet als sprake is van een concrete verdenking.
Voorts wordt, met het opnemen van de artikelen van de Visserijwet 1963 die zien op visstroperij in artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economisch delicten, overtreding van die artikelen aangemerkt als misdrijf. Dientengevolge kan een aantal bijzondere opsporingsbevoegdheden worden ingezet. Deze zijn bijvoorbeeld de inzet van stelselmatige observatie (bijvoorbeeld met een peilzender) en het opnemen van vertrouwelijke communicatie (bijvoorbeeld met telefoontaps). Door
toepassing van de in het voorgaande genoemde gezamenlijke handhavingsinzet van onder meer de nVWA, KLPD en dierenpolitie, gecombineerd met een efficiëntere aanpak
door gebruik van bijzondere opsporingsmiddelen, wordt handhaving met optimale efficiëntie nagestreefd. De wijzigingen die met dit wetsvoorstel zijn beoogd dragen daaraan in belangrijke mate bij.
3 – De leden van de VVD-fractie vragen voorts of de regering, buiten dit wetsvoorstel nog andere mogelijkheden ziet om de pakkans bij visstroperij te vergroten. De
genoemde leden vragen voorts of buiten het onderhavige wetsvoorstel mogelijkheden tot preventief optreden overwogen zijn. Een ander belangrijk element in de stroperijbestrijding is de gecoördineerde aanpak in stroperijteams, waarin meerdere handhavingspartners samenwerken. Naast KLPD en regiopolitie kan het hierbij ook
gaan om provinciale handhavingsambtenaren of BOA’s vanuit de sportvisserij of de waterbeheerder. Op deze wijze wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van alle
aanwezige ogen, oren en handen in het veld. Tot slot is ook voorzien in een verkoopverbod voor sportvissers waar ik, naar aanleiding van een vraag van de PvdA-fractie hierover,
onder het kopje “verkoopverbod voor sportvissers” nog nader op zal ingaan. Bij preventie van visstroperij is tevens een voldoende gevoelde aanwezigheid van handhavings -capaciteit in het veld cruciaal. Potentiële stropers moeten het gevoel hebben dat zij een reëel risico lopen om tegen de lamp te lopen. Om deze reden zijn juist ook de genoemde
stroperijteams van belang en de samenwerking in deze teams van meerdere handhavingspartners. Daarnaast is het belangrijk dat handhavingscommunicatie plaats vindt. Via de media moet voortdurend aandacht worden gezocht voor stroperijacties en de resultaten hiervan. De nVWA zet hier ook nadrukkelijk op in. Daarbij is voor de preventieve werking van belang dat een juiste balans bestaat tussen de overtreding en het daarmee te behalen voordeel en de strafmaat, zodat van de laatste een voldoende afschrikwekkende werking uitgaat.
Strafbaarstelling
De leden van de VVD-fractie vragen of uit onderzoek is gebleken dat er behoefte bestaat aan verhoging van het strafmaximum. Zij vragen voorts of de ter zake opgelegde straffen tegen het thans geldende strafmaximum aan zitten, of het Openbaar Ministerie (OM) zwaardere straffen zal eisen en of er redenen zijn om aan te nemen dat de strafrechter het OM in die strafmaat zal volgen. Zoals in het voorgaande is aangegeven kan visstroperij grote negatieve gevolgen hebben voor de visstand en het milieu. Visstroperij frustreert de mogelijkheden om te komen tot een duurzaam visstandbeheer. Niet alleen kunnen illegaal aanzienlijke hoeveelheden vis worden onttrokken met sterk negatieve gevolgen voor natuurwaarden en waterkwaliteit, het leidt tevens tot concurrentievervalsing ten opzichte van de legale beroepsvisserij.
4 – Voorts brengt stroperij op aal het behalen van de Europese verplichtingen in gevaar die Nederland heeft op grond van de Aalverordening1. In dat licht is sprake van een ernstig economisch vergrijp, dat met de voorgenomen wijzigingen als misdrijf wordt gekwalificeerd. Tevens wordt de strafmaat verhoogd, zodanig dat deze in verhouding is met overige overtredingen met een soortgelijk karakter. Op dit moment heeft het OM geen landelijk vastgesteld strafvorderingsbeleid voor visstroperij. Met het OM zal in overleg worden getreden over de invoering van een dergelijk beleid, indien onderhavig wetsvoorstel tot wet wordt verheven met inachtneming van de verhoogde strafbedreiging.
Verkoopverbod voor sportvissers
In de nota naar aanleiding van het verslag bij het voorliggende wetsvoorstel is aangekondigd dat in het Reglement voor de binnenvisserij 1985 een verkoopverbod voor sportvissers zal worden opgenomen2. De leden van de PvdA-fractie vragen op welke termijn dat verbod van kracht zal worden. Het door de vragenstellers bedoelde verbod is momenteel in voorbereiding. Het besluit, waarin het is vervat is in de maanden juli en augustus voor consultatie openbaar gemaakt. De resultaten van die consultatie worden momenteel verwerkt, waarna een adviesaanvraag aan de Raad van State zal worden voorbereid. Volgens planning kan het besluit vervolgens in mei 2012 worden bekrachtigd.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Dr. Henk Bleker
1 Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad van de Europese Unie van 18
september 2007 tot vaststelling van maatregelen tot herstel van het bestand van
Europese aal (PbEU L 70)
2 Kamerstukken II 2010/11, 32574, nr. 6.