HAARLEMMERMEER – Om meer kennis te krijgen over kleine roofdieren in Haarlemmermeer, start er een onderzoek naar hun aanwezigheid in de gemeente. Het Natuur en Milieu Centrum Haarlemmermeer (NMCH) roept daarbij de hulp in van de inwoners van de polder.
Bron: Dichtbij
De wezel, hermelijn, bunzing of misschien zelfs de marter of de vos. Wie ze ziet of sporen van ze tegenkomt in Haarlemmermeer, neemt iets bijzonders waar en kan dat vanaf nu melden op daarvoor speciale website.
Weinig kennis Kleine roofdieren laten zichzelf overdag zelden zien, en ook ‘s nachts houden ze zichzelf meestal zorgvuldig verborgen. Er is daarom weinig kennis over de aanwezigheid en leefomstandigheden van kleine roofdieren in Haarlemmermeer. Zelfs op landelijk niveau is weinig bekend, maar het vermoeden bestaat dat sommige soorten roofdieren het moeilijk hebben. Dat komt vooral door verlies aan verblijfplaatsen, want voedsel (onder meer ratten en muizen) lijkt er genoeg te zijn.
Op de vlucht Eind 2012 slaagde een bewoner erin een bunzing in zijn achtertuin in Toolenburg te fotograferen. Een bunzing op de vlucht middenin een woonwijk – het kan een belangrijk signaal zijn, maar uit één waarneming van één dier is het moeilijk om vergaande conclusies te trekken. De NMCH roept daarom de inwoners van Haarlemmermeer op om voor medio december zoveel mogelijk waarnemingen door te geven.
Knaagschade of uitwerpselen Heb je wel eens een roofdier in de achtertuin, het bos of ergens anders in de polder gezien? Of alleen de bewijzen dat ze er waren, zoals pootafdrukken, knaagschade of uitwerpselen? Op de website staat ook een zoekkaart die eventueel helpt bepalen welk dier je precies waargenomen hebt.
Extra schuilplaatsen De uitkomsten van het onderzoek worden medio december naar de gemeente gestuurd. Die kan er dan bij bijvoorbeeld (her)inrichting van groen rekening mee houden. Denk daarbij aan het creëren van extra schuilplaatsen voor roofdieren door houtopslag op de juiste plaatsen of het leggen van strategische verbindingen tussen ecologische zones, zodat de dieren de oversteek naar verschillende natuurgebieden beter kunnen maken.