Amersfoort – In Eindhovens Dagblad van 23 juni jl. is ten onrechte de indruk gewekt dat jagers gepleit hebben voor het gebruik van zwijnenvangkooien als middel om de groei van het aantal zwijnen in Noord-Brabant af te remmen.
Dit middel is door de Faunabeheereenheid Brabant – Die is samengesteld uit vertegenwoordigers van Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Brabants Landschap, jagers, boeren en Particulier grondbezit– aangevraagd op dringend verzoek van de boeren. Jagers vinden het gebruik van de vangkooi risicovol in het kader van dierenwelzijn. Zij pleiten voor normalere bejagingsmiddelen en -methoden.
De vergunning voor het gebruik van dit nieuwe middel is afgegeven op verzoek van boeren. Zij vrezen voor dierziekten die wilde zwijnen kunnen overbrengen op vee evenals schade die door wilde zwijnen aan gewassen kan worden toegebracht. Jagers steken veel tijd en energie in de bejaging van zwijnen, maar kunnen met de middelen en methoden die ze nu tot hun beschikking hebben, de aantallen wilde zwijnen in Brabant niet voldoende terugdringen.
Meer middelen voor effectieve bejaging
De Jagersvereniging vindt dan ook dat eerst beproefde normale jachtmethoden moeten worden ingezet, voordat nieuwe, experimentele methoden zoals vangkooien worden geprobeerd. Het bejagen van wilde zwijnen kan gemakkelijk effectiever en efficiënter worden gemaakt door technische hulpmiddelen zoals geluiddempers en warmtebeeldkijkers toe te laten en door op beperkte schaal druk- en bewegingsjacht toe te staan. Die jachtmethoden zijn in het verleden in Nederland zeer effectief gebleken en worden in alle andere Europese landen waar wilde zwijnen voorkomen regulier toegepast.
De Jagersvereniging ziet tevens een risico in het gebruik van de zwijnenvangkooi op het gebied van dierenwelzijn, in het bijzonder waar het het doden van de gevangen dieren betreft.