Politie en buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) gaan meer samenwerken voor een sterker toezicht en handhaving in de openbare ruimte: van de straat tot buitengebieden. Ook komen er ruimere mogelijkheden voor gemeenten om medewerkers van particuliere organisaties in te huren als boa’s. Dat blijkt uit een brief van minister Opstelten van Veiligheid en Justitie aan de Tweede Kamer.
Minister Opstelten wil per van 1 januari 2014 toestaan dat gemeenten in het gehele ‘Domein I Openbare ruimte’ particuliere boa’s inzetten. Nu kunnen particuliere boa’s al worden ingezet op het gebied van parkeren en algemene plaatselijke verordeningen, maar straks ook als het gaat om de handhaving van onder meer de drank- en horecawet, bij openbare manifestaties, vuurwerk en op het gebied van milieu.
Uit onder meer de veiligheidsmonitor en de evaluatie ‘De Stand van het boa-bestel’ van het Verwey Jonker Instituut en de Erasmus Universiteit Rotterdam blijkt dat het huidige stelsel naar behoren functioneert. Volgens een internationale vergelijkend onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen blijkt dat de ontwikkeling in Nederland van nieuwe vormen van toezicht en handhaving – zowel publiek als privaat – zich ook in andere landen voordoet. Binnen de bestaande systematiek in Nederland zijn volgens de bewindsman wel enkele concrete verbeteringen nodig op het gebied van samenwerking, informatie-uitwisseling en herkenbaarheid van de verschillende toezichthoudende en handhavende partners.
Om de herkenbaarheid van boa’s te vergroten wordt onder regie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) gewerkt aan een modeluniform voor gemeentelijke boa’s Openbare ruimte. Het streven is om het uniform 1 januari 2014 gereed te hebben. ,,Bij een professionele boa hoort behalve een goede opleiding, ook een professioneel en herkenbaar uiterlijk en een helder takenpakket. Burgers maar ook samenwerkende partners moeten weten wat zij wel en niet van een boa Openbare ruimte kunnen verwachten’’, aldus minister Opstelten.
Volgens minister Opstelten zijn de boa’s en politie complementair aan elkaar en versterken ze elkaar. Het accent van toezicht en handhaving in de openbare ruimte door gemeenten ligt op leefbaarheid en overlast, terwijl de politie is belast met de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde. Een intensieve onderlinge samenwerking en informatie-uitwisseling is hierbij volgens de bewindsman essentieel, maar hij ziet landelijk nog te grote verschillen.
Daarom heeft de minister de Nationale Politie gevraagd om, samen met de VNG, landelijke uitgangspunten op te stellen voor de operationele regie en onderlinge samenwerking in de dagelijkse praktijk, met ruimte voor lokaal maatwerk. De Nationale Politie komt in december 2013 met de uitgangspunten over wat er wettelijk is toegestaan en welke informatie ten minste moet worden uitgewisseld tussen politie en boa’s. Vervolgens wordt bezien in hoeverre dit ook gaat gelden voor de samenwerking met particuliere beveiligers.
Belangrijk uitgangspunt voor de inzet van toezichthouders en handhavers is het lokale veiligheidsbeleid. De lokale driehoeken – ofwel burgemeester, politie en Openbaar Ministerie (OM) – dienen afhankelijk van de lokale situatie een zorgvuldige afweging te maken van de in te zetten toezichts- en handhavingscapaciteit. Daarbij wordt ook bekeken op welke manier particulier ingehuurde boa’s verantwoord en veilig ingezet kunnen worden. Zo kunnen de ingehuurde boa’s – net als nu het geval is – onder voorwaarden beschikken over handboeien, maar niet over geweldsmiddelen zoals pepperspray en wapenstok. ,,Geweldsmiddelen dienen in handen van de staat te blijven’’, aldus Opstelten.
In totaal zijn er in Nederland iets minder dan 3600 boa’s Openbare ruimte in dienst bij gemeenten. Tussen gemeenten zijn er grote verschillen in aantallen: de vier grote steden hebben samen bijna een derde van alle boa’s Openbare ruimte in dienst, en er zijn gemeenten die slechts één of geen enkele boa hebben.
Naast boa’s zetten veel gemeenten stadswachten, straatcoaches en andere toezichthouders in, die geen bevoegdheden hebben maar wel op een laagdrempelige manier extra ‘ogen en oren’ vormen in de openbare ruimte. Volgens de minister zijn de laatste jaren veel waardevolle burgerinitiatieven rondom toezicht in gang gezet, zoals projecten met buurtvaders en burgerwachten en samenwerkingsprojecten tussen politie en ondernemers (onder meer bij het Keurmerk Veilig Ondernemen). Hij bekijkt op dit moment op welke wijze de betrokkenheid van burgers bij het toezicht in de openbare ruimte en hun wil om daadwerkelijk een bijdrage te leveren zo goed mogelijk kunnen worden ingezet. In het regeerakkoord is ook afgesproken dat burgers meer betrokken worden bij het veiligheidsbeleid in wijken.